Geplaatst op 14 april 2022

Wanneer een onderneming wordt beëindigd, gaan tot het ondernemingsvermogen behorende zaken, die niet worden overgedragen aan derden, naar het privévermogen. Het verschil tussen de boekwaarde en de waarde in het economische verkeer van deze zaken vormt winst of verlies uit de onderneming.

In een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of bij de overgang van een loods van het ondernemings- naar het privévermogen rekening mocht worden gehouden met een waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning. De belanghebbende beriep zich op een besluit van de staatssecretaris van Financiëen uit 2009. In het besluit wordt als reden voor het in aanmerking nemen van een waardedrukkende factor wegens zelfbewoning gegeven het feit dat de woning niet kan worden verkocht in vrije en onbewoonde staat. Het besluit is een reactie op een arrest van de Hoge Raad uit 2008. In dat arrest heeft de Hoge Raad beslist hoe de waardering dient plaats te vinden als een woning behoort tot een complex van onroerende zaken dat als zodanig wordt gewaardeerd. Min of meer duurzame zelfbewoning wordt in dat geval alleen in aanmerking genomen voor onroerende zaken, die op het moment van staking van de onderneming min of meer duurzaam voor woondoeleinden werden gebruikt. Het hof is van oordeel dat het beroep van de belanghebbende op het besluit faalt.

Uit het overgelegde taxatierapport volgt niet dat de loods tezamen met de woning op de complexwaarde is gewaardeerd. De gezamenlijke waarde van de woning en de loods is bepaald op de som van de voor beide onderdelen afzonderlijk vastgestelde waarde. Er is geen sprake van een complex van onroerende zaken, zoals is bedoeld in het arrest van de Hoge Raad en in het besluit van de staatssecretaris. Dat de woning en loods voor de Wet WOZ als één object zijn aangemerkt maakt dat niet anders. Volgens het hof is er geen aanleiding om bij de overgang van de loods naar het privévermogen rekening te houden met een waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20222519, 21/00247 | 28-03-2022

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • Belastingadviseur faalt bij onderbouwing zakelijke kosten

    Een belastingadviseur raakte verwikkeld in een juridische strijd met de Belastingdienst over de zakelijkheid van diverse kostenposten in zijn aangiften IB voor de jaren 2015-2017. De Belastingdienst accepteerde meerdere kostenposten niet en stelde de

  • Milieulijst 2025 vastgesteld

    De staatssecretaris van I en W heeft de Milieulijst 2025 vastgesteld. De Milieulijst omvat de bedrijfsmiddelen, die bij investering in 2025 in aanmerking komen voor de Vamil (willekeurige afschrijving milieu-investeringen) en de MIA

  • Energielijst 2025

    De minister van Klimaat en Groene Groei heeft de Energielijst 2025 vastgesteld. Deze lijst bevat de bedrijfsmiddelen, die bij investering in 2025 in aanmerking komen voor de energie-investeringsaftrek (EIA). De lijst bevat geen bedrijfsmiddelen