Geplaatst op 17 maart 2022

De Gemeentewet bepaalt dat gemeenten parkeerbelasting kunnen heffen. Het college van burgemeester en wethouders kan in de gemeentelijke belastingverordening aangeven op welke plaatsen en tijdstippen parkeerbelasting verschuldigd is.

In een gemeentelijke belastingverordening is aangegeven dat parkeren op een zekere plaats tegen betaling op aangifte is toegestaan voor een maximale parkeerduur van een uur. Aan een parkeerder werd een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd na overschrijding van de maximale parkeerduur. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de naheffingsaanslag terecht opgelegd, omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. Volgens de Hoge Raad hoefde de belanghebbende na het eerste uur geen parkeerbelasting te betalen, omdat de parkeerduur is beperkt tot een uur. Naheffing van parkeerbelasting voor de periode na het verstrijken van de maximale parkeerduur is niet mogelijk. De mogelijkheid tot naheffing is wettelijk beperkt tot belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, maar niet is betaald.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2022346, 21/00853 | 10-03-2022

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • Wie kan er bezwaar maken tegen parkeerboete?

    Een naheffingsaanslag parkeerbelasting wordt aan de kentekenhouder van de auto opgelegd. De bestuurder tekent hiertegen bezwaar aan. Hij heeft immers de auto geparkeerd zonder te betalen. De gemeente verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er

  • Parkeerbelasting voor pakketbezorgers per levering beoordelen

    Voor het betalen van parkeerbelasting geldt een uitzondering als sprake is van ‘het onmiddellijk laden of lossen van zaken’. Een bezorger die pakketten met groente en fruit aflevert, beroept zich op deze uitzondering. Hij heeft stilgestaan op een

  • WOZ: Vergelijkingsobjecten uit andere dorpskern bruikbaar

    Een woningeigenaar is het niet eens met de WOZ-waarde van zijn woning. De woningeigenaar vindt onder meer dat de vergelijkingsobjecten niet bruikbaar zijn, omdat die in een andere kern zijn gelegen. De heffingsambtenaar van de gemeente is het daar