Geplaatst op 24 oktober 2024

Op grond van de wet op de loonbelasting dient een bv voor een aanmerkelijk belanghouder, die werkzaamheden verricht voor deze vennootschap, ten minste een gebruikelijk loon in aanmerking te nemen.

De inspecteur heeft na een boekenonderzoek bij een bv het standpunt ingenomen dat de gebruikelijk-loonregeling van toepassing is op de arbeidsverhouding van de houdster van een aanmerkelijk belang. Zij heeft persoonlijk arbeid verricht voor de bv en daarvoor vanuit haar eenmanszaak facturen gestuurd. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd aan de bv met een vergrijpboete van 50% van de nageheven loonbelasting.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat op de arbeidsverhouding van de aanmerkelijkbelanghoudster de gebruikelijkloonregeling van toepassing is. Volgens de rechtbank kan de bv aan de aanslag vennootschapsbelasting niet het in rechte te honoreren vertrouwen ontlenen dat de inspecteur zou afzien van de correcties uit het boekenonderzoek. De aangifte is geautomatiseerd afgedaan. Bij een geautomatiseerde afdoening is er geen sprake van een bewuste standpuntbepaling van de inspecteur. De rechtbank heeft het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen.

De inspecteur heeft het gebruikelijk loon berekend op basis van de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Hij is daarbij uitgegaan van de verklaring van de aanmerkelijkbelanghoudster dat zij altijd 50 uur per week heeft gewerkt. Op basis van het gemiddelde uurtarief in de branche heeft de inspecteur het gebruikelijke loon voor 2020 vastgesteld op € 34.125.

Omdat dit bedrag lager is dan het voor 2020 geldende normbedrag van € 46.000 diende de bv aannemelijk te maken dat de inspecteur een te hoog loon in aanmerking heeft genomen.

Gelet op de eerdere verklaring over het aantal gewerkte uren ziet de rechtbank geen aanleiding om bij de berekening van het gebruikelijke loon van een lager aantal uren uit te gaan. De naheffingsaanslag is terecht en naar het juiste bedrag opgelegd.

Op grond van de wet kan de inspecteur een vergrijpboete opleggen als het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat belasting, die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen ten onrechte niet of te laat is betaald. De bewijslast voor opzet rust op de inspecteur. Ter onderbouwing voerde de inspecteur aan dat de bv op de hoogte moet zijn geweest van de gebruikelijkloonregeling, maar er willens en wetens voor heeft gekozen de werkzaamheden te laten verrichten als inhuur via de eenmanszaak. De rechtbank vindt dat onvoldoende om opzettelijk handelen door de bv aan te tonen. De rechtbank heeft de boetebeschikking vernietigd.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20246807, BRE 23/9313 | 06-10-2024

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • ‘Zachte landing’ in handhavingsplan arbeidsrelaties 2025

    De Belastingdienst gaat vanaf 1 januari 2025 weer volledig handhaven bij organisaties die werken met mensen die volgens de wet eigenlijk in loondienst zijn. Over het kalenderjaar 2025 zullen geen boetes worden opgelegd. Dit geldt voor zowel verzuim-

  • Aandachtspunten 2025 loonheffingen

    Gebruikelijk loon Op werknemers met een aanmerkelijk belang (meestal de dga en diens partner) in de vennootschap waarvoor zij werken is de gebruikelijkloonregeling van toepassing. Op grond van deze regeling dient het loon van een dergelijke

  • Akkoord vroegpensioenregeling

    Werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties en het kabinet hebben een akkoord bereikt over een vroegpensioenregeling. De huidige regeling voor vervroegd uittreding (RVU) blijft ook na 2025 bestaan. Op grond van deze regeling kan een werknemer drie