Geplaatst op 25 juli 2024

Onlangs heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ook de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht schenden als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. De staatssecretaris van Financiën heeft na bestudering van de recente arresten een eerste analyse gegeven. Belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan het forfaitaire rendement moeten de gelegenheid krijgen om dit aan te tonen. In feite is sprake van een tegenbewijsregeling. De Belastingdienst heeft een formulier voor de opgave van het werkelijke rendement in voorbereiding. Volgens de huidige planning is dat formulier in de zomer van 2025 beschikbaar.

Uitgangspunten

Volgens de Hoge Raad moet voor het werkelijke rendement zoveel mogelijk worden aangesloten bij het rendementsbegrip van het forfaitaire stelsel in box 3. Dit houdt in dat het rendement op het gehele box 3-vermogen moet worden bepaald. Ook belastingplichtigen met uitsluitend spaargeld kunnen dus hun werkelijke rendement aantonen, al heeft de Hoge Raad overwogen dat het forfaitaire rendement op spaargeld doorgaans het werkelijke rendement goed zal benaderen. Het rendement op vrijgesteld vermogen, zoals bos- en natuurterreinen en landgoederen wordt niet tot het werkelijke rendement gerekend. Rendement op vermogen, dat op 1 januari nog niet tot het box 3-vermogen behoorde maar later in het jaar wel, moet worden meegenomen. De grootte van het verschil tussen het forfaitair bepaalde en het werkelijke rendement is niet van belang. Met inflatie wordt geen rekening gehouden. De bewijslast voor het werkelijke rendement ligt bij de belastingplichtige.

De Hoge Raad sluit verrekening van verliezen van andere jaren en aftrek van kosten uit van het werkelijke rendement. De uitleg van de Hoge Raad wijkt op dit punt af van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3. De Hoge Raad doet geen uitspraak over de vraag in welk jaar directe inkomsten tot het werkelijke rendement gerekend worden. In de inkomstenbelasting geldt voor particulieren als hoofdregel het kasstelsel. Inkomsten worden geacht te zijn genoten wanneer deze zijn ontvangen.

Nog uit te werken onderwerpen

Een aantal vragen heeft de Hoge Raad niet expliciet beantwoord. Onduidelijk is of het eigen gebruik van onroerende zaken een voordeel oplevert dat tot het werkelijke rendement moet worden gerekend. Een andere vraag is hoe de waardeontwikkeling van een woning in box 3 moet worden bepaald als deze in de loop van het jaar wordt verkocht of gekocht. Wat de effecten van de arresten zijn in buitenlandsituaties en hoe de schuldendrempel moet worden toegepast, wordt nog onderzocht. Tot slot wordt in kaart gebracht welke belastingplichtigen in aanmerking komen voor het rechtsherstel.

Vergoeding van belastingrente

Bij de vermindering van de aanslag in bezwaar, beroep of ambtshalve wordt op grond van de Nederlandse fiscale wetgeving geen rente vergoed door de Belastingdienst. Dat is volgens de Hoge Raad niet in strijd met het EVRM.

Planning herstel

Belastingplichtigen, die mogelijk in aanmerking komen voor rechtsherstel, kunnen in oktober 2024 een informatiebrief van de Belastingdienst verwachten met uitleg over de vervolgstappen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2024-0000372058 | 17-07-2024

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • Geen rechtsherstel box 3 ondanks lagere aanslag

    Een Nederlandse belastingplichtige heeft onroerende zaken in Frankrijk en Duitsland en staat voor een bijzonder fiscaal dilemma. Ze vraagt de Belastingdienst om de Wet rechtsherstel box 3 toe te passen op haar aangifte over 2019, ook al leidt dit tot

  • Celstraf zorgt niet voor fiscaal huisarrest

    Een belastingplichtige die in 2007 naar Spanje is geëmigreerd, kwam in conflict met de Nederlandse Belastingdienst over zijn fiscale woonplaats. Na een veroordeling moest hij in 2015-2016 een gevangenisstraf van tien maanden uitzitten in Nederland.

  • Alleen zakelijke ritten administreren blijkt niet voldoende

    Een ondernemer levert belegde broodjes aan tankstations en bedrijven. Hij maakt daarbij gebruik van een bestelauto. In de aangifte inkomstenbelasting geeft hij de bijtelling wegens privégebruik aan, maar tekent hiertegen later bezwaar aan.